Voor de Tweede Wereldoorlog begint de aanleg van de Noordoostpolder, de eerste polder van Flevoland. Schokland, een verlaten eiland in de voormalige Zuiderzee, ligt in het midden van die beoogde polder. De bezetter ziet de aanleg van de polder wel zitten: het zal zorgen voor voedselvoorziening. De inpoldering gaat tijdens de oorlog dus gewoon door.
Bovendien krijgen arbeiders in de Noordoostpolder vrijstelling van de verplichte ‘arbeitseinsatz’ in Duitsland. Het werk is zwaar: veel van de sloten en greppels werden met de hand gegraven. De leefomstandigheden zijn slecht. Ook duiken veel Nederlanders in de polder onder. Er vinden razzia’s plaats. De polder krijgt na de oorlog de bijnaam ‘Nederlands Onderduikers Paradijs’.

Ingvar Kristensen
Ingvar Kristensen (1918-1996) is geboren in Leiden. Al op jonge leeftijd blijkt zijn liefde voor de natuur, want zijn hele kamer staat volgebouwd met aquaria. Een studie biologie ligt dus voor de hand. In het kader van zijn studie besluit de jonge Kristensen in 1941 de natuurontwikkeling in de nieuwe, slecht bereikbare, Noordoostpolder te gaan onderzoeken. Dat brengt hem nog datzelfde jaar naar de polder. Hij bezoekt enkele malen Schokland. Het eiland is dan nog niet eens drooggevallen.
100 dagen op Schokland
Hij vestigt zich in 1942 bij de oude haven van Schokland. ‘Het verblijf van 100 dagen op Schokland’ schrijft hij in zijn dagboek. Kristensen wil langere tijd op Schokland verblijven. Hij voert daarvoor als reden aan:
‘Schokland bleek zowat het centrum van flora en fauna van den N.O.P. te zijn. Het ligt echter bijna 15 KM. van Kampen vandaan; de weg Kampen-Ramspol was dikwijls één geglibber door de modder, dan weer een gezeul met je fiets door het mulle zand voor den nieuwen weg. Dan moest men tweemaal overgezet, en dán kwam nog het ergste, het gebagger door de klei. Het zou teveel tijd kosten om dit althans eenige malen per week te doen, terwijl men bij een verblijf op Schokland vrijwel elke dag of elk gewenscht uur aan het onderzoek kan besteden.’
In eerste instantie vestigt hij zich in de schapenschuur van havenmeester Spit. Hij maakt uitgebreide beschrijvingen van hoe hij de schuur inricht, welke lichamelijke oefeningen hij verricht, hoe hij aan schoon drinkwater komt en hoe hij aan eten komt (onder het kopje ‘Het Fourageeren’).
Met Pinksteren verlaat hij Schokland voor een paar dagen, waarschijnlijk om familie te bezoeken. Als hij naar Schokland terugkeert, is er ingebroken in zijn provisorische woning. Kristensen geeft de moed niet op en neemt nu intrek in het huis van de havenmeester: de lichtwachterswoning.

Moerasandijvie
Hij tekent zijn belevenissen op in een schrift. En dat zijn er heel wat. Op scherpzinnige wijze en soms met een kwinkslag doet hij verslag van de gemakken en ongemakken die hij ondervindt. Hij ontmoet onbekende en bekende mensen, zoals de heer Modderman. Deze jonge archeoloog maakt naam door zijn opgravingen en onderzoek van scheepswrakken in de polder.
In de aantekeningen van Kristensen is vanzelfsprekend ook veel aandacht voor de ontluikende natuur:
‘Heel opvallend was de moerasandijvie die er zich geweldig ontwikkelde. De zeeaster bloeide in alle variaties rondom Schokland. Op het eiland zelf waren de velden zilverschoor en Cochlearia [lepelblad, red.] soms schitterend. […] Als plantaardige bijzonderheid had Schokland een spichtige vorm van waterpest (Elodea canadensis angustifolia), die in de lagunen bloeide en groeide, dat het een lust was. Ik was de eerste, die deze vorm in Nederland vond.’

Onderzoek in de oorlog
Zijn dagboekaantekeningen geven een uniek beeld van de eerste jaren van de bezetting, maar ook van de vroege vegetatie op de voormalige zeebodem, de nieuwe diersoorten en hoe de Zuiderzeewerken verlopen.
Kristensen kan in relatieve vrijheid, tussen de werkkampen en het toezicht van de bezetter, zijn onderzoek doen. Toch blijkt uit zijn aantekeningen dat hij kritisch staat tegenover de bezetting.
‘De oude burgemeester van Kampen was afgezet omdat hij weigerde om koninklijke namen van straten te veranderen. Opvolger werd Jonkheer van Sandbergen, die zich als N.S.B.-leeraar op de koloniale Landbouwschool te Deventer geheel onmogelijk gemaakt had. In Kampen bemoeide hij zich met alles. Eens stond hij op de IJselbrug en zag, hoe een schip zonder vaart te verminderen de brug passeerde. Hij riep den schipper toe, maar die hield zich doof. De burgemeester wond zich hierover op en riep tenslotte: “Weet je wel, wien je voor je hebt? Ik ben de burgemeester van Kampen!” De schipper keek even op en riep: “Ha, ha! Hoe lang nog?” Kort daarop werd de burgemeester door een “goeden” controleur betrapt op het binnensmokkelen van zwart vleesch. Hiermee werd zijn positie onhoudbaar en kon hij niets anders doen dan maar naar het Oostfront te vertrekken.’
Kristensen beschrijft zijn ontmoetingen op Schokland maar ook in andere plaatsen, zoals Kampen, Kuinre en Urk. Op Urk overnacht hij in Hotel Havenzicht, getuige het bonnetje dat ingeplakt zit in zijn schriftje.

Uniek document
Het moedige en avontuurlijke onderzoek van Kristensen raakt in de vergetelheid, tot Museum Schokland in 2022 een schenking krijgt van de nazaten van de bioloog: zijn schriftje. Een uniek document dat zowel een beeld geeft van het leven tijdens de oorlog als van de flora en fauna in de prille polder.
Het geeft meer inzicht op de unieke waarden van Werelderfgoed Schokland en omgeving. Want mede door de inpoldering en het Wederopbouwgebied rondom het voormalige eiland, verkrijgt Schokland, als eerste plaats in het Koninkrijk, in 1995 een plek op de Werelderfgoedlijst.
In september 2022, tachtig jaar nadat de Noordoostpolder droogvalt, zendt Omroep Flevoland een documentaire uit over het prille begin van de polder. Het is dan de laatste week dat ik bij Museum Schokland als communicatiemedewerker in dienst ben. Een mooie afronding van deze functie.
Afscheid van Schokland
In september beginnen de dagen korter te worden. Het wordt voor Kristensen tijd het eiland te verlaten. Precies in die maand valt de polder officieel droog. Kristensen is hier dus getuige van. Het langdurige verblijf eindigt met een paar ontroerende zinnen:
‘Het afscheid van Schokland was allerminst droevig. Ik had er van gehad, wat ik er van hebben wilde, en dat gaf groote voldoening. De zomer was voorbij, en het was misschien wel de mooiste zomer geweest, die ik ooit gehad heb, want mooier wijze om de schepping te leeren kennen, is haast niet denkbaar.’
In oktober keert hij nog eens terug. In het voorjaar van 1943 probeert Kristensen zich opnieuw voor een langere periode op Schokland te vestigen, maar: ‘[…] juist, toen ik mijn intrek daar zou nemen, veroorzaakten de Duitsche maatregelen mijn spoedig vertrek uit den polder, zoodat ik mijn werk aan anderen moest overlaten.’

Bij zijn vertrek van Schokland wordt de trein, waarin hij zit, beschoten door een geallieerd vliegtuig. Kristensen overleeft de beschieting, maar de wagon waarin zijn bagage (met zijn onderzoeksresultaten) zit, wordt volledig vernietigd. ‘Het verlies van alles waarvoor hij zo lang en met zoveel ontbering had gewerkt was een grote slag’, schrijft C. Swennen in een in memoriam in 1996 (BASTERIA, 60: 195-200, 1996). ‘Zijn korte artikel in Het Aquarium van 1944 [De vestiging van enkele waterplanten en dieren in de N.O.-polder. – Het Aquarium 14 (10): 85-86, 91.] is het enige wat er van dit onderzoek is vastgelegd.’
Maar dan is er natuurlijk nog dit schriftje, nu veilig in de collectie van Museum Schokland. Ook online te raadplegen via de website van Museum Schokland.
Geef een reactie