Op 1 en 2 oktober in 1944 vond de razzia in Putten plaats. De Koning is woensdagmiddag 2 oktober aanwezig bij de tachtigste herdenking van de razzia van Putten. Een groot deel van de mannelijke inwoners van Putten werd weggevoerd en kwam niet terug uit de kampen. 552 mannen werden vermoord.
Zondagochtend 1 oktober 1944 werd Putten door duizend soldaten omsingeld. De bewoners en aanwezigen uit omringende dorpen werden in de Oude Kerk en de Openbare Lagere School bijeengedreven.
Vanaf de kansel werd het vonnis van Putten voorgelezen. Alle mannen van 18 tot 50 jaar moesten worden gedeporteerd en het dorp Putten moest worden afgebrand.
Ds. C.B. Holland, de Hervormde dominee, probeerde tevergeefs te bemiddelen bij de bezetter.
’s Nachts werden de vrouwen en kinderen naar huis gestuurd. De mannen bleven een lange, bange nacht in de kerk, tot ze naar het station moesten lopen. De dominee vroeg nog of de mannen mochten bidden. Daarna vroeg hij of ze samen Psalm 84:3,4 mochten zingen.
Niet iedereen in Putten was protestants. Maar gezongen werd er wel. Eerst onzeker, lees ik in de bronnen, maar later steeds krachtiger.
Deze psalm bleef onderdeel van de herdenkingscultuur in Putten. Het contrast tussen de brute razzia en de vreedzame hoop in Psalm 84 versterkt het gevoel van verlies, maar biedt ook een diepere laag van betekenis: een mystieke reis door lijden naar uiteindelijke vrede.
Na de oorlog keerden maar 48 mannen terug uit de kampen.
De mannen van Putten werden weggevoerd door de Duitse troepen naar een onbekende, duistere toekomst, maar voor veel Puttenaren was het geloof een bron van kracht.
Het zingen van een simpele, oude psalm, bood troost te midden van het ondraaglijke leed.
Welzalig hij, die al zijn kracht
En hulp alleen van U verwacht,
Die kiest de welgebaande wegen;
Steekt hen de hete middagzon
In ’t moerbeidal, Gij zijt hun bron,
En stort op hen een milden regen,
Een regen, die hen overdekt,
Verkwikt, en hun tot zegen strekt.
Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort;
Elk hunner zal, in ’t zalig oord
Van Sion, haast voor God verschijnen.
Let, HEER der legerscharen, let
Op mijn ootmoedig smeekgebed;
Ai, laat mij niet van druk verkwijnen;
Leen mij een toegenegen oor,
O, Jacobs God, geef mij gehoor.
(Een persoonlijke noot. Een familielid, oudoom, uit Putten was deze dag aan het vissen met zijn vader. Hij ontsprong zo de wraakactie van de bezetter. Dat moet een blijvende indruk op hem hebben gemaakt: ‘Voor een man met weinig woorden, sprak hij veel over deze ingrijpende gebeurtenis.’)
Geef een reactie