Boeken, muziek, verhalen, huisdieren of religies, schilderijen kunnen mensen troosten. En mensen, misschien: mensen zouden mensen kunnen troosten.
Minder vaak gaat het over troostende landschappen. Een plek die als een warme deken voelt. Ik kan er zo een paar opnoemen die wat mij betreft in aanmerking komen: Gaasterland, de Waddenzee bij Wierum, het landschap ten zuiden van de stuw bij Vilsteren, het voormalige eiland Schokland, delen van de Veluwe.
Het graslandschap van Friesland troost mij niet. De Zaanstreek ook niet. Er zijn ook plaatsen die mij niet troosten: heel Amsterdam (op een paar kamers na), Utrecht (eigenlijk de hele provincie), station Brussel-Zuid, de stad Groningen alles op de weg van Rijsel/Lille naar Calais. Wegen die niet troosten: de A4 en de N50.
De halfstedelijkheid uit Zelfkant van Vestdijk (Ik houd het meest van de halfland’lijkheid: / Van vage weidewinden die met lijnen / Vol waschgoed spelen; van fabrieksterreinen / Waar tusschen arm’lijk gras de lorrie rijdt) of de stedelijkheid uit De Dapperstraat van Bloem: (Geef mij de grauwe, stedelijke wegen, / D’ in kaden vastgeklonken waterkant, / De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand / Door zolderramen, langs de lucht bewegen.)?
Nee, eerder de echte weidsheid van Ede Staal: ’t Is de waait, ’t is de hoaver / ’t Is ’t koolzoad in de blui, / ’t Is de horizon bie Roanum, / Vlak noa ’n dunderbui (’t Hogeland).
Dan maar een nazaat van de Tachtigers.
Dat Hogeland kan ook Limburg zijn. De boerendorpjes waar de tijd heeft stilgestaan. Leegheid en tevredenheid: de landerijen, de zandweggen, het simpele, lekkere eten, de tripels, de koenen in de wei. Hoog over dit alles klinkt een zachte melodie, als een teken van de verre overkant.
Daarom gingen we dit jaar terug naar hetzelfde plekje in België als vorig jaar. Drie uur met de auto. (Maar ik wil best geloven dat Thailand of Bali ook kunnen troosten.)
J.C. Bloem was pas werkelijk gelukkig (of getroost?) nadat hij in Kalenberg ging wonen. Middenin de Weerribben.

Geef een reactie