Een (te) korte reflectie op de methode ‘Art-based learning’, een waardevol hulpmiddel voor museumeducatie.
Bij het volgen van mijn opleiding – Cultureel Erfgoed aan de Reinwardt Academie – mag ik veel naar kunst kijken. Talloos zijn dan ook de museumbezoeken die ik de afgelopen jaren heb afgelegd. Eerlijk gezegd ben ik inmiddels eigenlijk ‘verpest’ door mijn opleiding, dat wil zeggen: door over alle kennis over objecten, het beheer en behoud ervan, de presentatie ervan, de inrichting van musea, de manieren van tentoonstellen, etc. te leren, kan ik nog nauwelijks onbevangen naar kunst kijken. Voortdurend word ik afgeleid door de mensen in de ruimte, de camera’s, de hygiëne, het lichtgebruik…
Ik heb in 2019 het genoegen gehad de minor Liberal Arts, aan de kunstacademie ArtEZ in Zwolle, te volgen. Eerste excursie: Museum de Fundatie, tentoonstelling “Vrijheid”. Alwéér een museumbezoek. Maar deze keer, tot mijn grote opluchting, om daadwerkelijk naar kunst te kijken. Dat aan de hand van een methode: Art-based Learning, ontwikkeld door Jeroen Lutters. Ik wil niet zeggen dat ik een geoefend kunstkijker ben, nee, verre van dat – maar aanvankelijk stond ik nog wat wantrouwig tegenover deze, voor mij onbekende, methode.
Deze ontmoeting met bovenstaand kunstwerk beschrijf ik aan de hand van de aantekeningen die ik tijdens deze excursie heb gemaakt.
Tijdens de eerste stap werd ons als opdracht meegegeven enkele vragen aan jezelf te stellen en daar vervolgens één vraag uit te kiezen. Uit de vragen “Hoe kan kunst mij helpen in het dagelijks leven”, “Welke waarden in de kunst kunnen mij persoonlijk helpen”, “Wat in de kunst kan mij maatschappelijk en creatief prikkelen en daarnaast sturing bieden” en “Hoe kan kunst mij troost bieden”, koos ik de laatste. Vervolgens draalde ik een half uur door de tentoonstelling Vrijheid – welke vijftig toonaangevende kunstwerken van Nederlandse kunstenaars behelst – tot ik bij een werk kwam dat mij raakte. Moeilijk was dit niet, ik kwam terecht bij Van Warmerdams video-installatie. Waarom? Uit mijn notities een paar kernwoorden: “zee”, “stilte”, “herkenbaar beeld”, “rust” en “vragen”.
Bij de tweede stap (“Close reading”) keek ik tien minuten naar het object, in mijn geval de video, zelf. Wat zag ik? Een film in een loop van ongeveer twee minuten (gedigitaliseerde film), een landschap (een meertje, bomen, jongen, eend), kabbelend water in het meertje en water dat uit de broek van de zwembroek van de jongen druppelt. Ik legde de link met Friedrichs “Monnik aan Zee”, al was in vergelijking met dat bombastische schilderij dit een veel realistischer, onschuldiger beeld. Maar de associaties moest ik nog even voor mij houden.
In de volgende stap (“Into the possible world”) verhield ik mij tot het werk. Ik noteerde wat ik ervaren had: “Ik hoor geruis van bomen, maar vooral eigenlijk helemaal niets. Ik ruik zoet water en het is niet heel koud. Misschien is het rond het begin van de zomer. Er zwemt een eend voorbij. Dat jongetje, dat ben ik. Dit zijn mijn kinderjaren. Onzeker, veel gedachten, overweldigd door de natuur. Ik ruik nog meer: de geur van zonnebrand. Ik voel me rustig, ik proef de stilte. Dadelijk stap ik op de fiets en ga ik naar huis. Ik neem de langste weg terug, door de bossen, omdat ik van die geuren houd. Mijn lichaam is moe en ‘s avonds val ik snel in een diepe slaap. VRIJHEID. STILTE. RUST.”
Reflecteren op deze methode van kunst-kijken deed ik met een cursusgenoot. We concludeerden dat je op deze manier heel anders naar een werk gaat kijken. Wij zijn allebei een gesprek aangegaan met het kunstwerk. Ik had het gevoel dat dit bij iedereen in de klas het geval was, ook bij diegenen die nauwelijks in een museum komen. Dit spreekt in het voordeel van de methode: de drempel is laag, maar het effect is groot.
Terugkijkend op deze ontmoeting met het kunstwerk had ik niet gedacht dat ik zo in dit werk getrokken zou worden. Ik heb het gevoel gehad dat ik daar zelf aanwezig was, in dat beeld. Sterker nog: ik voelde mij zelf dat jongetje. Hoe langer ik naar het werk keek, hoe meer mijn zintuigen geprikkeld werden. Ik kon bijna de geuren van het bos ruiken, de warmte van de zon en de kou van het water voelen. Een heel zacht briesje over mijn vochtige huid.
Deze gevoelens heb ik eerder gehad, bij abstract werk. De grote werken van Rothko en Newman bijvoorbeeld. Hoe je door het lange kijken naar de werken een geweldige ervaring kan krijgen.
Bij figuratieve kunst heb ik dit minder. Zelfs bij lang kijken vind ik het moeilijk om zo geprikkeld te worden. Bij “Portret van Albert Verwey”, Jan Veth, 1885 (https://nl.wikipedia.org/wiki/Portret_van_Albert_Verwey) heb ik dat wel gehad. Ik vond het waanzinnig om een soortgelijk gevoel weer opnieuw te beleven in Museum de Fundatie.
Art-based learning is een uitnodiging om een dialoog met een kunstwerk aan te gaan. Het verrijkt een museumbezoek, maar verandert ook de manier hoe we naar kunst kijken. Bovenstaand verslag doet geen recht aan de inhoud van de methode, maar geeft hopelijk een beeld van een mogelijk effect ervan.
Jeroen Lutters is als lector verbonden aan ArtEZ. Zijn boek Art-based learning is verkrijgbaar onder ISBN-nummer 9789046907238. De methode wordt als cursus aangeboden aan ArtEZ.
Geef een reactie